Home & Actueel
de waterTon
dagboek & EKR
peddeltechnieken
Corsica
Verbazing
Overijsselse Vecht
Zeekamp 2009 & 2008
CV
links & contact

Najaar 2007 had ik links een lichte polsblessure. En aan de rechterkant kreeg ik in 2008 een tenniselleboog. Dat is lastig en pijnlijk. De oorzaak was het gevolg van overbelasting van de wijs- en middelvingers. Die vingerspieren zitten in de elleboog aan het bot vast. Die plek is duidelijk merkbaar als je  je vingers  kromt en de pols verdraaid.

Negen weken heb ik niet gepeddelt, daarna weer voorzichtig begonnen. Kracht zetten met de vingers moet je zien te voorkomen. Dat kan, scheg uit en de peddel helemaal a-symetrisch vasthouden. De meeste peddellengte links en rechts een beetje. Vooral bij de trekslag voorkom je zo overbelasting. Maar omdat je toch wel vooruit wilt varen, draai je nu meer met je schouders. En omdat je met je schouders meedraaid, gebruik je automatisch ook je heupspieren omdat je je romp draait.

Het laatste kwartaal 2007 had ik bijna een polsblessure. Daarna moest ik wel werken aan het vasthouden van de peddel, speciaal in het recht houden van de pols. De pols moet in de zelfde lijn staan als de arm. In het tweede hakfjaar van 2008 moest ik  dankzij de tenniselleboog nu aan een nog betere peddelslag werken. Beide blesures leverden samen een goede, betere peddelslag op.

Ik had al een extreem langzame slag, die best al redelijk effectief was. Met dit blessureleed heb ik daar voordeel van.

Een langzame slag en toch mee kunnen met de anderen, vaak zelfs voorin de groep. Je krijgt vragen, hoe kan dat, hoe doe je dat?

Ik zeg dan vaak: "Je kanovaren niet zo serieus moet nemen". "Zie eens door je vingers waar je heen vaart".

 

Armhouding

         

Vingers en duim

 

 

In het begin denk je dat je peddelt met je armen. Dat is juist, in het begin is dat ook voor 100% waar.
Later als je goed hebt leren varen, is die 100% tot misschien 50% of zelfs 20% terug gebracht. Hoe kan dat?

Let op hier komt het.
Het allerbelangrijkste is dat je je 'duw'-hand op de goede (bijna oog-)hoogte houdt. We hebben 2 handen, maar om het eenvoudig te houden hoef je maar op één hand te letten. Wie van de twee?

De ene hand trekt de peddel, de andere duwt.
Bij het trekken zijn je vingers gekromd omdat je de peddel vast moet houden, anders kan je niet trekken. 

 

 

Schiermonikoog 2007, elleboog iets te laag


Bij het duwen (of uitstoten) hoef je je vingers eigenlijk niet te gebruiken, alleen je duim moet je een beetje naar voren houden houden, anders kukelt de peddel er af.
Bij trekken en duwen maak je gebruik van je armspieren. Omdat je bij het trekken een gedeelte van je kracht gebruikt om je peddel vast te houden, heb je dus meer effect met duwen.

Terug naar de vraag op welke hand je moet letten? Antwoord, je duwhand.
En waar moet je je duwhand houden? Probeer het zelf uit met de volgende test.


Ga voor een muur staan en duw met je hand op heuphoogte. Dan je hand wat hoger en tenslotte op schouderhoogte. Op welke hoogte duw je jezelf het makkelijkst omver? Juist, op schouderhoogte.

Nu heb je even niet op je elleboog gelet, waar hield je die? Probeer eens je elleboog iets naar buiten te bewegen en hoger te houden. Je merkt dat je dan minder kracht nodig hebt.

Nu weet je op welke hoogte je de meeste kracht met je duw (stoot)hand kunt overbrengen op je peddel.


Maar in de kano, hoe doe je dat? Daarvoor gaan we eerst naar de hand zelf kijken, hoe houd je die?

Ik zei het net al, je duim moet je een beetje naar voren houden, gestrekt, maar wel zodat de peddel er niet afvalt. Aan het eind van deze 'duw'-beweging is je arm helemaal gestrekt.
Je pols is niet gebogen, maar in het verlengde van je arm. En je hebt je elleboog ook wat opgetilt, net iets lager dan je schouders. Maar als je gezellig aan het peddelen bent vergeet je een heleboel. Als je maar aan je vingers en je duim denkt.
 

Het kost je veel tijd om al dit allemaal te leren.  Dus moet je en oefenen, oefenen en oefenen.

 


Bijkomend voordeel van deze manier van peddelen, is, dat je aanmerkelijk minder blaren zult oplopen.

De vingers houdt je gestrekt naar in de richting van je kanoneus.

Kijk nu bij het naar voren duwen eens naar je vingers, wijs met je vingers naar waar je naartoe vaart.

Bij kanoën moet je een beetje door de vingers kijken waar je naar toe gaat, bijna letterlijk.

Dat het met de vingers dat het niet meteen lukt, is normaal. Dat duurt een hele tijd.
LET OP, het belangrijkst is de duwhand.

En de andere hand, vergeten we die?

Voorlopig wel, totdat je met je stoothand een beetje op dreef bent. Dat zal je dat al snel merken. Je vaart makkelijker, het kost je minder moeite en je gaat vermoedelijk ook sneller.

Dan nu die ander hand, de trekhand. Je wilde je peddel niet verliezen, dus je hield je peddel goed vast, klopt hé?


En na het trekken, hoe houd je je pols en vingers tijdens het optillen van de peddel?


De foute methode is: optillen met de vingers. Dit kan vroeger of later leiden tot een       
“kano- of kraak”pols.

 

 

 

Met de duim optillen is de goede methode. Je hebt dan ook de pols weer in het verlengde van je arm. Dat is meteen ook makkelijk, want pols en duim staan dan al vast goed op het moment dat deze hand de stoothand wordt.

Nu de stand van de elleboog, deze moet net niet horizontaal zijn, d.w.z. iets lager als je schouders.

De duwarm levert nu 60 tot 70% en de trekarm 30 tot 40% van de kracht tijdens het peddelen.

Als je zo je handen, polsen en elleboog houdt tijdens het peddelen, dan merk je ook, dat je al automatisch met je schouders draait.
Dit moet je nu meer gaan doen. Het helpt als je dan de peddel af en toe wat na kijkt.  

 

 

Een korte handleiding over de peddelslag stond in PeddelPraat 255.

 Peddelblad te water.

Ik heb helemaal niet verteld hoe ver je het peddelblad in water moet/mag steken. Dat was ook minder belangrijk, want doordat je zo bezig was met handen, elleboog en armen, had je daar toch geen tijd voor. En wat nu zo leuk was, vermoedelijk heb je het peddelblad net goed geplaatst. Immers je kwam vooruit.
Natuurlijk heb ik aangenomen dat je weet dat je licht voorover, maar rechtop moet zitten en niet achterover moet hangen. De peddel moet je zo dicht mogelijk bij de boot in het water moet steken en zo ver mogelijk naar voren. Daarbij buig je naar voren. Dat leert iedereen en is natuurlijk heel belangrijk.

Maar nu zijn de arm enz. bewegingen in orde. We gaan verder met de waterverplaatsing van het peddelblad. Oeff, foutje, we moeten geen water verplaatsen, maar onze kajak. Ideaal zou zijn, zoveel kracht op je peddelblad uitoefenen, zonder dat er een luchtbel achter ontstaat. Doe je dat wel, dan heb je minder grip op het water, bovendien maakt het lawaai. Dat is dus zonde van je kracht en van het rustige kanovaren.

Probeer het blad net onder water te houden en bij het ophalen van de peddel dus geen lawaai te maken. Het kan, maar het kost weer veel, veel oefenen. Als je het goed doet, dan vaar je met de peddel redelijk hoog, zoals de achterste man in het (groeps)plaatje.

Mooie theorie allemaal, maar hoe is nu de praktijk? Wel als ik alleen vaar, vaar ik net even onder mijn maximum. Dat kan ik behoorlijk lang volhouden. Maar op een zeker moment wordt je toch moe, je merkt dat je minder vaart maakt. Dan ga je even opletten. Wat is er gebeurt? Je hebt je je ellebogen wat laten zakken. OK, terug naar wat hoger en verder gaan. En dan merk je dat je weer lekkerder vaart. 

 

Tenniselleboog, geschiedenis

         

 

Ergens in het begin van de zomer van 2008 bemerkte ik dus een beginnende pijn in mijn rechter elleboog. Ach niet zeuren, een pijntje heb je wel eens vaker. Ik peddelde dus gewoon verder. Maar de pijn nam langzaam toe. Er stond één week na de "gewone"vacantie een hele week pedellen gepland, dus toch maar iets peddelgas terug genomen.

In de wandel vacantie werd ge"NordicWalk"t. Je weet wel met die stokken. Maar ook daarbij bemerkte ik die pijn. Dus dan maar minder op de stokken steunen, of zelfs niet gebruiken.

Terug van het wandelen in Steiermarken, Oostenrijk, heb ik maar even de tijd om het kanovaren weer op peil te brengen, de "Elf Stedenweek" begint. Er is één dag dat we 44 km moeten varen, de andere etappes zijn korter. Maar er moest voldoende conditie zijn

In die 'tussen'week bleek dat  ik  echt  een probleem  zou krijgen. Het leek er op dat ik een echte tenniselleboog aan het opbouwen was.

Nog meer oefenen om te kunnen varen en tegelijkertijd de elleboog te ontzien. Het lukte ik kon varen, 6 dagen lang.

Die 200 km varen en 6 overnachtingen in de meegenomen tent werd sucsesvol afgesloten. Van de 185 deelnhemers was er één die wegens een schouderbesure moest opgeven.

 

De pijn in de elleboog was wel toegenomen, maar het was nog goed te doen. Dat moest ook wel, want twee weken later zou het zeekamp beginnen. Aan het zeekamp is een apparte bladzijde aan gewijdt, maar ik vertel daar niet hoe het verder met de elleboog ging.

Mijn conditie was vermoedelijk beter dan van de meeste anderen en hoefde ik geen enkele keer tot het gaatje te gaan. Voor de technieken, die ik nog niet kon, was ook ruim de tijd. De situatie was niet verslechterd, totdat.....

Bij de voorbereidende oefeningen, nodig om straks te kunnen eskimoteren, vertelde Hans Krist dat ik mijn oor op mijn schouder moest leggen. En een andere oefening was......

DWARS PEDDELEN. Dat betekend je romp draaien en met beide peddelbladen aan dezelfde kant, proberen je opzij te verplaatsen. Deze beide oefeningen ging ik de woendag daarop in de Oldemeijer oefenen. En toen ben ik (te) lang door gegaan

's Avonds met KanoLeut nog wel een rondje over de Bornse beken en de Lole gevaren, maar daarna was het over en uit.

De huisarts was er erg duidelijk over, het is een tenniselleboog. Wat is er aan te doen? Niets, proberen niet (nog meer) over te belasten. Fysiotherapie help alleen de therapeut aan een inkomen, maar bekort de genezing niet.

Herstel, duurde lang.

Negen weken heb ik niet gepeddeld. Wat duurt dat lang. Op 18 oktober 2008, tijdens het PeddelPraat Weerribben weekend zat ik eindelijk weer in de kano. Eigenlijk had ik al eerder willen beginnen, maar de pijn was me toch nog te erg. 

Ja peddelen in de Weerribben, altijd de moeite waard. Deze keer waren we met alleen maar zeekano's. En de groep besloot om naar Giethoorn te gaan. Dat is ook altijd leuk, maar daardoor zou de afstand wel meer zijn als de gebruikelijke 20 km. Op de rechte stukken met de scheg uit en de peddel niet symetrisch vasthouden.heb ik toch de 32 km eigenlijk zonder moeite voltooid. Ik verwachte daarna 's nachts wel pijn, maar dat viel mee.  De volgende dag  was het  wel de gebruikelijke 20 km, dat was een makkie.

Ruim een week rust genomen en toen weer de Vecht op. Dat is toch anders, zo alleen. Om de arm te ontlasten, draai ik de schouder meer en daarna ook de romp/heup daar achteraan. En omdat je alleen bent kan je gaan proberen om de peddel "lawaaivrij" uit het water te tillen. Dat lukt alleen als je, vlak voordat de peddel het achterste punt bereikt, minder kracht daarop te zetten. Natuurlijk verwaasloos je daarbij de stand van je arm, maar dat kwam later weer in orde.

Een hele maand lang ben ik steeds op de Vecht geweest, steeds een stukje verder. Steeds aandacht voor het draaien met de schouders en romp en het ophalen van de peddel. En dan nog net voordat december er aan kwam heb ik weer de stuw de Haandik gezien. Ruim 4 maanden heb ik met deze elleboog wat problemen gehad. Het is nog niet over, maar door een andere techniek aan te wennen, kun je toch weer verder. Begin december zat ik ongeveer weer op mijn normale niveau.

Maar dan blijkt dat pech je kan achtervolgen. In het zwembad, de laatste 5 minuten (FFéh kano-polo) word ik aangevaren. Gevolg gekneusde ribben. Risco van de sport? Misschien, hoewel, met balsporten was ik altijd super-slecht. Maar in de kano doe ik wel mee. Dom natuurlijk, want balbeheersing was slecht en blijft slecht. Dus klungel je wat om de bal de goede kant uit te krijgen. Zodoende krijgt de tegenstander tijd om vaart te maken en werd ik geraakt. Ik had het kunnen weten met balsporten blijf ik slecht. Normaal heb je bij kanopolo gewoon een zwemvest aan en een helm op. Dat geeft bescherming, nu hadden we dat niet. Dus een onbeschermde lijf. Dus wel (een beetje) eigen schuld. Dat was dus de laatste keer dat ik kanopolo gespeeld heb.

Wat is de les? Ga geen dingen doen die je eigenlijk niet leuk vind, zeker niet als je al 67 bent. Gevolg? Begin 2009 meer dan een maand niet kunnen peddelen vanwege die ribblessure. En toen ik weer kon peddelen, was de Vecht dicht gevroren. De dooi kwam maar het bleef koud. Het varen ging best, maar om de kano weer op de auto te krijgen en dan de spanbanden vast te zetten was niet echt leuk bij 2 graden boven nul. Of  de midwintertocht op de Rotte op 25 jauari 2009 door is gegaan weet ik niet. Ik durfde niet mee omdat ik dat met maar één retourtje stuw-stuw (20 km) te weinig ervaring/conditie had. In maart en april kwam ik weer op niveau. Maar in mei kwam de tenniselleboog weer terug. Toen iets voorzichtiger geweest en tijdens het zeekamp en de Waalclinic in juni de elleboog ontzien, door de lage steun zo min mogelijk te gebruiken. In juli was alles weer normaal.


Resumé.

Door deze problemen met pols en elleboog ben ik gedwongen geweest om meer aandacht aan de peddelslag te besteden. En het was de moeite waard. Doordat het laatste stukje van de peddelslag en nauwelijks kracht kost, rust je als het ware uit. Praktisch betekend dit, dat je constant kunt doorpeddelen, zonder een drijfpauze in te lassen. 15 km constant doorvaren lukt nu, nu ook deze afstand verder vergroten. O, ja het drinken onderweg los ik op door een 'camelbag' waterzak in mijn zwemvest.


 

Resultaat

         

Conditie vooruit, gewicht naar beneden

 

In 2006 zat ik voor het eerst in een Perception Corsica voor de eerste Hymalaystart.

Je ziet duidelijk dat een spatzeil niet mogelijk was vanwege de te grote horecaspoiler.

Nu pas ik wel in een een  strak spatzeiltje.

 

Mijn longinhoud is toe genomen en ik kan met gestrekte knieën de grond aan raken.

Kortom kano varen is voor mij een heel gezonde sport gebleken.

 

Zeevaren

         

Surfen, enz.

Die langzame, lange slag is op zee minder praktisch, omdat je daardoor ook je peddel ook een hele tijd niet in het water hebt. Dus op zee is een kortere snelle slag beter, want je kunt sneller corrigeren en je bent meer stabiel. Je bent stabiel als je een peddelblad in het water hebt.

Mijn peddel (Lendal Nordkap )is 220 cm lang en heeft een betrekkelijk groot blad. Met een kortere peddel en een kleiner blad, moet je wel meer slagen maken. Dus zal er wel zo een peddel bij komen. Maar tot die tijd zal ik het met de Nordkap moeten doen.

Vanaf het begin heb ik een neopreen spatzeil gehad. Dat zit lekker strak, zodat er geen halve vijver voor je buik zit.

Maar als de kajak van een omgeslagen medevaarder moet legen, dan schuif je die boot over je kuiprand, waar het spatzeil strak overheen zit. Gevolg, sneden in je nepreen en daar dus lekkages. Oplossingen zijn er nauwelijks, terug naar zo een vijverspatzeil, of trachten "niet als eerste" bij een omgeslagen kano te komen. Nou ja, dat laatste is natuurlijk geen oplossing. Als ik degene ben die het eerste bij de drenkeling aan kom, moet ik hen redden. Dan maar een lek wordend spatzeil.

Op zee moet je nog meer als elders bij je medevaarders in de buurt blijven. Immers als er iets gebeurt, moet je gered kunnen worden en ook zelf reddingen uit kunnen voeren.

Op zee, als er golven zijn, vaar je meestal niet dicht genoeg bij elkaar om een zogenaamde "puntjesredding" uit te voeren als er iemand omslaat. Het kost te veel tijd om de omgeslagen kanovaarder te bereiken. Deze is dan al uitgestapt en houd zijn boot en peddel goed vast.

Het is moeilijk om, ook bij ruige zeegang dicht genoeg bij elkaar in de buurt te blijven. Maar je moet het wel proberen. Wat nog meer dan anders van belang is, dat je constant op je medevaarders let (tellen dus).

Bij wat ruige zee wordt je door de golven  gewoon een heleboel meters verder gekwakt, een aanvaring is zo gebeurt. En die voorkom je door bewust om te gaan. Dus mag je niet bang zijn om om te gaan.

Dan is het mooi als je eskimoteren beheerst. Dan hoef je niet uit je boot te gaan en te  zwemmen, een redding is dan niet nodig.

Eskimoteren op zee heb ik nog niet helemaal onder de knie, maar aan het einde van een tocht lukt het wel erg vaak.

 

Dat vond ik eigenlijk helemaal niet leuk, want de golf van achteren duwt je boot snel naar voren en als je kunst niet beheerst, dan breek je uit. Je gaat of naar links, of naar rechts en door je snelheid kun je dan plotseling dwars liggen als de volgende golf over je heen spoelt. Dat laatste tracht ik te vookomen door af te remmen, om zo toch nog recht door te gaan. Ik vond dat ik de boot niet onder controle had en dat vind ik niet fijn.

De oorzaak bleek te liggen in een mijn "te stram" in de kajak te zitten. De zijwaartse bewegingen vang ik perfect op, maar die voor- en achteruit waren er nauwelijks.Natuurlijk, bij het golf opvaren, leun ik iets naar achteren en van de golf af, hang ik naar voren. Maar daar tussen zat ik gewoon met een rechte rug in mijn bootje.

Ik ben veel meer gaan bewegen, ook op mijn gewone watertjes als de Vecht enzo. Ik heb 60 jaar nauwelijks beweging gehad in de heupen, die moeten weer soepeler worden. En dat lukt. Bij dat voor- en achteruit bewegen kijk ik mijn peddelblad af en toe helemaal na en zelfs verder. Ik probeer langs de achterpunt van de kano te kijken. Dan voel ik mijn heupen bijna kraken.

Tijdens een IJsselmeertochtje ging in bewust zo varen dat ik kon surfen Bij het najaars -zeekampweelkend van TKBN bleef ik overeind tijdens surfen, terwijl anderen om gingen.

Bij het surfen is het nodig dat je het "achtersteven-roer" gebruikt. Dit is je peddel paralel naast je boot houden, zodat je met het achterste peddelblad (dat vertikaal staat) kunt sturen. Maar je hebt dan wel beide handen helemaal opzij van je boot. Dat moet je durven en kunnen. Als je heupen niet soepel genoeg zijn lukt dat niet.

En als het peddelroer lukt, dan proberen het minder te gebruiken, door.... op te kanten. Dat is vreselijk spannend, want je wordt er wel wat instabieler door. Maar de surf kan langer door gaan.

Eskimoteren.

Als je soepele heupen hebt, gaat eskimoteren ook beter. Want eskimoteren start je met een heupbeweging. Ook je hoofd helpt mee, door je oor op je schouders te leggen. Maar dat moet je wel kunnen. Ik houd mijn hoofd nog niet lang genoeg op de boot, maar ik zal het wel leren.

Je oor op een schouder leggen? Nee niet je schouder naar je oor brengen, laat die schouder maar gewoon waar hij is. Breng je oor maar naar je schouder..... Valt niet mee hé?

 

 

 Belangrijk: Meer bewegen, de heupen gebruiken. Vaar eens opgekant (dus één knie opgetrokken), zodat het water over je spatzeil loopt.

Kop Op, schouders naar achteren. Niet met gebogen rug of achterover hangend varen. Ik zit je nooit stil in mijn bootje. Ik beweeg constant, buig iets naar voren buigen om de peddel naats de boot in het water te steken. Duw, draai en trek, ondertussen kom ik vanuit de (licht) voor over gegebogen houding rechtop. Ik beweeg de peddel naar achteren en draai met de schouders en romp mee. En als laatste, voor ik de peddel op til, nog even een extra draai bij mijn middel. Die spekrand kan dat best hebben en zal nog verder afnemen. Op dat laatste stukje peddelslag oefen ik geen kracht meer op de peddel uit en til hem uit het water.

 

 

Nieuwe voorwaartse peddelslag

         

 

Zeekamp PeddelPraat 2009, zag ik Axel en AlbertJan met deze slag varen. Het zag er erg vreemd uit, met gestrekte armen, de peddel vrij stijl, maar ging wel erg snel.

Ik probeerde het ook, maar ik werd er erg moe van. In 2010, weer tijdens het zeekamp, vkregen we er les in. Karien legde het goed uit. Het is varen, alsof je een strandbal voor je buik hebt. Het belangrijkste is dat met je schouderdraai, de peddel weg  duwt en... het dan met je rompdraai af maakt. De peddel moet je tijdig uit het water tillen, zonder dat er water af loopt. En bij deze schouder- en rompdraai, ook.... 'fietsen.'. Afzetten met je voeten op de kanosteun, zodat je één lange bundel van gespannen spieren hebt van je voet, via been, heupen, romp, schouders en arm tot aan je hand.

De peddel zet je zo dicht mogelijk bij je boot in het water. Bij het naar achteren bewegen, moet je het peddelblad in zoveel mogelijk 'nieuw' water houden. Dus beweeg je je peddelblad van de boot af in een zijwaartse beweging. Dit is het aller moeilijkste, maar dit geldt ook voor de 'gewone'slag.

Deze slag is eigenlijk helemaal geen nieuwe slag. Het is de wedstrijdslag, die nu ook voor de zeevaarders opnieuw ontdekt is.

 

Deze keer ging het beter. Ik ontdekte dat ik toch nog met mijn 'trek'-arm, aan de peddel trok. Dat moest ik afleren. daardoor werd ik dus zo moe.

'Fietsen'  deed ik al, door het meer draaien van schouders en romp (heupen), gecombineerd met nog meer afzetten, levert wel extra spierpijn op in de heupen en de kuiten. Maar dat gaat over.

Ik houd de peddel wel wat langer in het water op het einde van de slag, maar zonder kracht uit te oefenen. Zo bouw ik elke peddelslag, als het ware een stukje rust in.

Uiteraard houd ik de 'duw'hand open, met de pols en vingers gestrekt in één lijn met de arm. De hand die trekt, heeft de peddel niet echt vast. Het peddelblad zoekt zelf de meest ideale stand op in het water.

Mijn winst met deze slag drievoudig. Het kost me minder energie, ik vaar iets sneller en ik kan makkelijk een versnelling inzetten.

De GPS bewijst nu al een paar maanden dat ik sneller vaar. En mijn heupen zijn weer wat soepeler geworden. Ik kan steeds beter achterom kijken.

 

ZeeVaardigheidcertificaat gehaald

 

4 jaar oefenen, oefenen en nog eens oefenen

         

Vlieland - 15 september 2011: ZV

Het staat al ergens anders op deze website, maar het begon op 28 juli 2007

De eerste kennismaking met zee varen tijdens een beginnerscursus bij Klaas Hofman. Een week later gevolgt door 5 dagen varen  op zee. Tochten naar Schiermonnickoog, overnachten op Ameland. varen op de Ems en de Dollard.

Dan jaren achter elkaar naar PeddelPraat- zeekampweken in AnnaPawlona en afgewisseld met  de Ellemeet zeekamp weekenden met Han & Arie Kreuk.


Tussendoor  ook nog op het IJsselmeer, de Waddenzee en de Dollard gevaren. En natuurlijk veel, heel veel peddelkilometers gemaakt, meestal op de Overijsselse Vecht.


Bij mijn eerste PeddelPraat zeekamp werd in 2008 spelenderwijs al het certificaat KanoVaardigheidsTest gehaald.


Voor elk NKB examen moeten je al je "vaar"- digheden op één dag demonsteren.
Dat betekend dat er zowel branding moet wezen als voldoende golfhoogte.


In 2009 & 2010 liet de branding het afweten op de examendagen.
Er werden wel extra examendagen gepland, maar een deel daarvan werden afgelast.
Ik had ook geen zin om veel kilometers te rijden, dan een tentje op te zetten en dan toch de kans te lopen dat de omstandigheden onvoldoende waren.

Zodoende hing ik al een hele tijd tegen ZV-niveau aan.

Voor het PeddelPraat-zeekamp was ik verhinderd, omdat dat begon op de dag dat de Friesche Elf Stedenweek eindigde. Dus was mijn enige mogelijkheid het NKB zeekamp op Vlieland. Ondanks dat dit zeekamp  bekend staat als 'zwaar", wilde ik toch ik een poging wagen om naast de praktische vaardigheden, de gok van de theorie te wagen.

Op donderdag 15 september 2011, was alles er. Genoeg wind, branding en golven.

Die praktijktest vond ik gemakkelijk, alles ging soepel, ik sloeg alleen om, toen het moest om te laten zien dat ik me kon laten redden.

 

 

Dan 's avonds de theorie. Dat vind ik het moeilijkst. Het is voor mij een gok. Een deel van de theorie krijg ik moeizaam in mijn nu bijna 70 jaar oude hersens. Vooral onzinnige getallen en lettercombinaties of puur theoretische zaken krijg ik moeilijk klemvast.

Het onderwerp "Onderkoeling" wordt met (te) veel paginas wel erg uitputtend behandeld in 6,5 bladzijden. Terwijl een onderwerp als oververhitting afwezig is. Het is natuurlijk fantastisch dat ik nu weet dat bij 35 graden onderkoeling begint, ook al heb ik geen oorthermometer bij me.

Ik zou op die plek in mijn hersenen, waar nu die 35 staat, liever een verjaardag van één van mijn kleinkinderen hebben staan.

Die onderkoeling die kun je waarnemen als iemand bijvoorbeeld een snelle ademhaling of hartslag heeft. Dat is dus niet vanuit de kano, zelfs als je vlak naast hem of haar vaart niet te constateren.

Wel kun je zien dat iemand zijn capuchon over zijn hoofd trekt, of een ander vaar gedrag gaat vertonen.  Dat is praktijk.


Op mijn 69ste heb ik het papiertje gehaald en de batge is al op het zwemvest genaaid. O, ja, ik was de oudste deelnemer.

Op het zwemvest